Oftalmologisch onderzoek
#Klinische-vaardigheden #Oftalmologie
Inspectie
-
Positie van de oogleden
Positie bovenste ooglid → ptosis (afhangend ooglid), ooglidretractie (hoogstand)
Positie onderste ooglid → inferieure “scleral show”
-
Aspect van ooglidranden
Blefaritis (veralgemeende rode, geïnflammeerde ooglidranden)
Chalazion (gelokaliseerde opzetting)
-
Positie oogbol
Proptosis (naar voor verplaatst)
Enoftalmie (ingezonken oogbol)
Om te evalueren laat je de patiënt neerzitten en ga je als observer achter de patiënt staan (hoofd achteruit brengen en je kijkt van superieur naar de relatieve positie van de corneas)
-
Oculaire roodheid
Als een rood aspect van het ‘wit’ van het oog wordt opgemerkt, nadere inspectie
→ everteren onderste ooglid en patiënt in 4 blikrichtingen laten kijken
Subconjunctivale bloeding (uniforme rode verkleuring zonder zichtbaarheid van individuele bloedvaten)
Conjunctivale injectie (roodheid maximaal ter hoogte van de fornix)
Ciliaire injectie (roodheid maximaal rond cornea)
-
Oogstand en pupillen
Palpatie
Patiënt naar beneden laten kijken en ogen sluiten
Met beide wijsvingers indrukbaarheid evalueren ter hoogte van de superieure sclera
Bij normale oogbol licht indrukbaar, als stevig rubber
Contralateraal vergelijken!
Inschatting intra-oculaire druk
Bij vermoeden acuut gesloten hoek glaucoom
Visuele functie
-
Laat de patiënt goed definiëren wat men verstaat onder visusverlies
Acuut ontstaan? / Traag progressief?
Bilateraal / Unilateraal
Diffuse afname van scherpte / wegvallen van een deel van het gezichtsveld (volledig zwart)
Gelokaliseerde vlekken in het gezchtsveld die steeds op zelfde plaats blijven bij links/rechts kijken VS grijzige vlekken die meebewegen en niet op dezelfde plaats voorkomen (glasvochttroebelingen = floaters)
-
Zijn er bijkomend veranderingen in de kwaliteit van de visus?
Metamorfopsieën? (rechte lijnen worden als krom/golvend ervaren)
Lichtflitsen
Veranderde kleurperceptie (assymetrie in de ‘felheid’ van kleuren, vooral rood)
Gezichtsscherpte
-
Eerst uitsluiten of patiënt gekend is met een onderliggende amblyopie? (lui oog)
-
Laat patiënt een oog afdekken, de kleinste druk lezen die voor hen haalbaar is, op een normale leesafstand (30-40 cm)
Bril mag hiervoor gebruikt worden
Zorg voor goede lichtomstandigheden
Vergelijk beide ogen
-
Indien de patiënt de grootste druk niet kan lezen kunnen ruwere metingen gebeuren
Laat de patiënt vingers tellen van een afstand van 2 meter of zo nodig dichterbij (eventueel zelfs grove handbewegingen)
Indien dit niet het geval is, nagaan of er lichtperceptie is door te beschijnen met heldere lichtbron
Kwaliteit centrale visus
-
Obv Amslerrooster
1 oog afdekken (bril mag aanblijven)
Centrale punt in het rooster fixeren
Aangeven of lijnen rondom dit fixatiepunt recht lopen en anderzijds niet onderbroken zijn
Aangeven of men het volledig rooster ziet of er hiaten in zitten
-
Metamorfopsieën
Centrale onregelmatige distorties van het beeld vaak omschreven als golvende lijnen of onjuiste verhoudingen
-
Micropsie
Objecten lijken kleiner dat ze zijn
-
Macropsie
Objecten lijken groten dan ze zijn
Gezichtsveld
Obv confrontatietest
Vergelijking gezichtsveld patiënt met dat van de arts
Patiënt en arts staan/zitten op 1m van elkaar op ooghoogte
Patiënt dekt 1 oog af en arts sluit contralaterale oog
Patiënt dient het gezicht van de arts te fixeren
Initieel stimulus buiten normale gezichtsveld tonen die gradueel naar het centrum beweegt tot de patiënt aangeeft de stimulus te zien
Deze bepaling gebeurt van buiten naar binnen in 8 blikrichtingen
Oogstand en -motiliteit
-
Corneale lichtreflet
Laat een lichtbundel invallen op beide cornea’s vanuit een positie recht voor het gezicht van de patiënt terwijl de patiënt een object in de verte fixeert
Let op symmetrie en positie tov de pupilopening
Normale positie van de corneale lichtreflet is sterk variabel
- meestal iets nasaal van het centrum van de pupil
- ook een lichtreflet temporaal van het centrum kan normaal zijn
Het voornaamste teken van pathologie is assymetrie in de positie van de lichtreflet tussen beide ogen.
- Bij een duidelijk assymetrie is een manifest strabisme of heterotropie te vermoeden (waarbij in binoculaire omstandigheden 1 van beide ogen afwijkt van de normale fixerende positie)
-
Cover/Uncovertest
Bevestigen van een manifest strabisme (heterotropie)
- Patiënt fixeert een object of lichtbron dichtbij
- Dek afwisselend met je hand (perfect gesloten vingers) 1 oog af
Bij occlusie van het straberende oog (=scheelziend oog) gebeurd er niets
Bij occlusie van het ‘recht’ fixerende oog valt het waargenomen beeld niet langer samen met het fixatie-object. Het oog zal een corrigerende beweging maken om opnieuw het gevraagde object te fixeren. Dit wordt een instelbeweging genoemd.
Gun de patiënt voldoende tijd om zijn foute fixatie te corrigeren → meest frequente fout
Herhaal een aantal keer bij beide ogen
-
Alternate Cover/Uncovertest
Uitsluiten van een latent strabisme (heteroforie)
- Patiënt fixeert een object of lichtbron dichtbij
- Dek 1 oog af en wacht lang genoeg
- Wissel snel naar het andere oog en kijk naar een eventuele instelbeweging
Bij latent strabisme zal het vrijkomende oog een instelbeweging maken
Latent strabisme is het verlies van rechte oogstand wanneer de binoculaire fixatiestimulus wordt weggenomen
Wacht lang genoeg om decompensatie van rechte oogstand toe te laten
-
Oogmotiliteit
Oogvolgbewegingen (altijd zonder bril!)
- Vraag de patiënt om het hoofd stil te houden en enkel de bewegingen met de ogen uit te voeren
- Patiënt volgt een object/vinger in de 8 primaire blikrichtingen
- Vergelijk de excursies van beide ogen, beperkingen of overacties adhv symmetrie van de corneale lichtreflet
- Vraag of de patiënt in een bepaalde blikrichting diplopie ervaart
- Laat de patiënt als laatste convergeren door het object in de richting van de neus te brengen
- Let op de geassocieerde kleine miosis die optreedt bij de convergentiebeweging
Pupilreflexen
-
Inspectie
Vorm van de pupillen
Pupilgrootte (bij assymetrie spreekt men van anisocorie)
→ Bij anicosorie aanvullende analyse om kant van pathologie te bepalen
→ Bij een anicosorie die toeneemt bij het verduisteren is de kant van de kleinere pupil de aangetaste kant, en vice versa
-
Directe pupilreflex
Evalueer de vinnigheid van de reactie (zowel bij schijnen als bij weghalen van de lichtbron) en de vorm van de pupil tijdens de reactie
-
Indirecte pupilreflex
Ook wel consensuele pupilreflex genoemd
Hand op neusrug
-
Swinging flashlight
- Laat patiënt een punt in de verte fixeren (niet de lichtbron)
- Hand op de neusrug
- Beschijn 1 van beide pupillen en wacht tot de pupil een stabiel evenwicht heeft gevonden
- Beschijn vervolgens het andere oog en evalueer de fotomotoriek
Wordt gebruikt om een relatief afferent pupildefect op te sporen
→ paradoxale mydriase tijdens beschijnen oog
→ relatief minder miose aangetast oog ivm contralateraal oog
Dit wijst op een ernstige aantasting van de retinale lichtperceptie en/of geleiding van het signaal van de optische zenuw
-
Accomodatiereflex
Laat patiënt fixeren op je wijsvinger en breng deze vinger progressief dichter naar de neus van de patiënt
Normaal treedt er een miosis, convergentie en accomodatie op
Doe gordijnen dicht (halfduistere onderzoekskamer)
Voldoende ruimte om patiënt in de verte te laten fixeren
Oogtrauma
-
Ernst trauma inschatten vooraleer het oog te manipuleren
Kracht van de impact
Aard van de verwonding (scherp of stomp)
-
Dit begint bij inspectie
Topische anesthesie nodig (oxybuprocaïne meest frequent gebruikt)
- Laat patiënt knipperen
- Wacht 10-15 seconden zodat het kan inwerken
Fluoresceïne op onderste fornix, patiënt laten knipperen en wanneer verdeeld in de verschillende blikrichtingen kijken
Vermijd druk op de oogbol en manipulatie van de oogleden
-
Vermoeden van een vreemd voorwerp onder bovenste ooglid
Bovenste ooglid omklappen
→ laat hiervoor patiënt naar beneden kijken
→ trek voorzichtig aan de wimpers om het bovenste ooglid te mobiliseren
→ Met een wattenstaafje de tarsus naar inferieur duwen
Niet nodig om ooglid maximaal in spanning te brengen om tarsus om te klappen
- Oogverband
- Aanbrengen antibiotische oogzalf
- Oog sluiten
- Met gaascompres orbitaholte invullen
- Dwarscompres erover houden
- Kleef compressen vast met kleefstrips
- Verifieer of de patiënt comfortabel zijn oog kan gesloten kan houden zonder extra moeite te doen
Laat drukverband nooit langer dan 24 uur ter plaatse
Instrueer patiënt om niet in het oog te wrijven
Bij vermoeden van perforatie een beschermende oogschelp